Zaterdag 1 april werd er door Swesaz weer een openbare dagtocht georganiseerd. Dit maal een “thuis”wedstrijd voor mij, namelijk Kennemerland en de Zaanstreek.

In de Romeinse tijd werd het hele gebied langs de Noordzeekust nog aangeduid als ‘Frisia’. Begin achtste eeuw werd het zuidelijk deel van de huidige provincie Noord-Holland veroverd door de Frankische koningen, iets later volgde Noord-Kennemerland. Na de ineenstorting van het Frankische gezag volgden een periode van Friese overheersing en Noormannen-invallen. Lokale krijgsheren hadden het toen voor het zeggen. Onder de steeds machtiger Hollandse graven die in Kennemerland hun voornaamste landbezit hadden, werd het in de twaalfde eeuw de bestuurlijke kern van het graafschap Holland.

Duivekater in Westzaan

We treffen elkaar in de “nieuwe” horecaplek Jongwijs: Jong én Wijs gevestigd in een eeuwenoude Rijksmonument uit 1635, in historisch plattelandsdorp Westzaan. Het karakteristieke Zaanse pand vol historische details en de omliggende tuin met uitzicht op de weilanden lokt uit om op ontdekkingstocht te gaan. In de tuin maakten de kunstenaars van WerkTuig bijzondere installaties op basis van de verhalen die hen werden verteld door de oudjes van het dorp. En het pand zelf is zowel een ode aan Zaanse tradities (met o.a. een unieke, antieke tap, het prachtige houtwerk, een eind middeleeuwse trap, de Zaanse kleuren en meer) als aan de toekomst en de noodzaak te verduurzamen. Vanwege de geweldige ligging van het pand, is het in de eeuwen erna op tal van manieren gebruikt. Zo is het pand tot 1964 bijvoorbeeld drie generaties lang gebruikt als dorpsbakkerij, waardoor oudere Westzaners nog altijd refferenen aan het monument als ‘De oude bakkerij’.

De uitbater vertelt ons over de lokale specialiteit, de Duivekater. Duivekaters zijn oeroud en gelden als offerbrood.

Duivekater (of Deuvekater zoals ze het in de Zaanstreek zeggen) is van oudsher een traditioneel feestbrood, dat al honderden jaren bekend staat als een echte lekkernij. Het recept is in al die jaren relatief onveranderd gebleven, maar de historie van de Duivekater is al zo oud dat veel ingrediënten met de tijd zijn mee gegaan. Het is een langgerekt ovaal, zoet witbrood. De oorsprong van de Duivekater ligt in de Germaanse tijd waar het werd gebakken als offerbrood in de vorm van een schenkel ter vervanging van de echte vlees offers. Later werd de Duivekater gegeten om de geesten tevreden te stellen. Traditioneel werd de Duivekater gegeten met Pasen en rond de kerstdagen. De Duivekater werd dan 5 dagen oud gegeten in dunne plakken bij een warm kopje thee.

De gegevens die we hebben over de voor christelijke religieuze opvattingen zijn beperkt en ook vaak afkomstig uit een christelijke context. We weten dus meer van hoe de christenen over de heidenen dachten dan de heidenen zelf. De afwijkingen werden opgeschreven, we weten dus via gebodsbepalingen wat heidenen niet mochten doen, maar niet wat ze wel deden. Het zegt wel iets over de maatschappelijke context. Zoals we dus leren bij Swesaz, omdat heidense, voor Christelijke, gebruiken niet veelvuldig opgeschreven zijn, is het vinden van oude Heidense gebruiken in gekerstende gebruiken, in verboden en om oude gebruiken. Bij offeren gaat het om dat wat aan arme mensen werd geschonken, omdat het offeren aan de goden niet meer was toegestaan. De gerechten werden dan meestal extra zout of zout gemaakt voor de goden. Denk ook aan krakelingen die op scharnierpunten gegeten worden.

Het Huldtoneel in Heemskerk

Langs de Rijksstraatweg in Heemskerk vlakbij de Marquettelaan, ligt een weinig opvallend heuveltje, de Schepelenberg. Een zuil met inscriptie maakt duidelijk dat de bezoeker hier op historische grond staat. Hier lag het Huldtoneel, de plaats waar de graven van Holland tussen de tiende en eind vijftiende eeuw werden ingehuldigd als Heren van Kennemerland. Bij die plechtigheid zwoeren de Kennemer edelen en boeren trouw aan de nieuwe graaf, die op zijn beurt beloofde hun rechten te beschermen en een goede en rechtvaardige heerser te zijn. Vondsten die in 1864 bij de plaatsing van de gedenkzuil werden gedaan, duiden erop dat de Schepelenberg vrijwel zeker een nog veel oudere geschiedenis heeft. Vermoedelijk lag op deze plek een grafveld of gewijde plaats uit de Romeinse of voor-Romeinse tijd. Sommige historici denken dat de Kennemers hier al in de vroege middeleeuwen hun volksvergaderingen hielden en hun eigen stamhoofden op het schild hieven.

We zien hier een ongelijksoortige plek in het landschap. Het ging de Germanen niet om de verering van de heuvel, die werd door hen vereerd op grond van het feit dat hij een hiërofanie is. Een hiërofanie is een manifestatie van het heilige .De ruimte is niet homogeen en sommige delen van de ruimte zijn kwalitatief verschillend van andere. Er is dus een heilige ruimte, en dus een sterke, betekenisvolle ruimte; er zijn andere ruimten die niet heilig zijn en dus zonder structuur of samenhang. Voor de religieuze mens komt deze ruimtelijke niet-homogeniteit tot uitdrukking in de ervaring van een tegenstelling tussen de ruimte die heilig is – de enige echte en werkelijk bestaande ruimte – en alle andere ruimte, de vormloze uitgestrektheid eromheen. Het moet gezegd worden dat de religieuze ervaring van de niet-homogeniteit van de ruimte een primordiale ervaring is, bekrachtigd door de oprichting van de wereld, want het is de breuk in de ruimte die het mogelijk maakt de wereld te constitueren, omdat zij het vaste punt onthult, de centrale as voor alle toekomstige oriëntatie.

Er zijn op deze plek verroeste ijzerfragmenten gevonden en aardewerk uit de Romeinse tijd, houtskool en as, met daartussen botresten. In een jongere laag vond men scherven die uit de periode 675-900 stamden, en een enkele scherf uit 900-1225 na nul. De Schepelenberg lag buiten bestaande nederzettingen goed bereikbaar centraal in Kennemerland, zodat deze heilige plaats geschikt was voor regionaal overleg. In de eerste eeuwen van onze jaartelling, in de tijd dat de Romeinen een fort in Velsen hadden, was de Schepelenberg in Heemskerk mogelijk dus al een Ding-plaats De bewoners van Kennemerland kwamen hier samen om te vergaderen, recht te spreken, mogelijke bedreigingen te bespreken, leiders in te huldigen, belangrijke overledenen te cremeren of na een crematie te begraven en voor offergaven.

Eierspel

Op de Schepelenberg spelen wij het traditionele eierspel. Cultische handelingen komen terug in spelletjes, liedjes en rijmpjes. Volksgebruiken hadden een rituele betekenis. Het spel is een reidans binnen een Trojaburg, traditioneel in het voorjaar gespeeld en gedanst. Troja komt van het woord dat omcirkelen of draaien betekent; trojaburchten zijn spiraalvormige labyrinten of omwendingen, meestal op of om een heuvel. Ze dateren in veel gevallen uit de brons- en ijzertijd. Sommigen zijn geheel of gedeeltelijk bewaard gebleven.

Een voor een gooien wij de dobbelsteen en stappen richting het centrum. We bewegen ons draaiend naar het midden, het Dodenrijk, alwaar de Aarde godin ons opwacht met een mand met eieren (met een rune teken erop – voor mij Wunjo, hoera!! Hang de vlaggetjes maar op!), waarna we hand in hand weer naar buiten ‘dansen’.

Adalbertusput in Egmond-Binnen

Daarna doen we een aantal oeroude putten in en rond Heiloo aan die uit de heidense tijd stammen.

Allereerst de Adalbertusput tussen Egmond en Limmen. Adalbert zou in het voetspoor van Willibrord naar de Lage Landen zijn getrokken., hij stierf rond 740. Aanvankelijk werd er een eenvoudige houten kapel gebouwd boven zijn graf. Volgens de Vita Adalberti zou Adalbert de kust veelvuldig in mist hebben gehuld als er piraten naderden en bij Egmond de brede zeeboezem op wilden varen. Hiervoor was men hem heel dankbaar, waardoor de kapel steeds belangrijker werd.

In 922 werd Adalbert de beschermheilige van de nieuwe abdij die op ongeveer duizend schreden ten oosten van de kapel werd aangelegd. Kort na 922 werd het graf van Adalbert gelicht in opdracht van Dirk I om hem naar dit klooster over te brengen. In de lege grafkuil welde er een bron op die al gauw een plek werd waar men genezing zocht. Volgens de verhalen zou Erlindis, de dochter van Dirk II, hier van blindheid aan een oog genezen zijn. In 1113 werd boven de bron een nieuwe tufstenen kerk gebouwd. In de Reformatie werden de gebouwen hier afgebroken en sindsdien was de put in handen van de Hervormde gemeente. Sinds het begin van de 18e eeuw is er hier op de plek alleen nog de Adalbertusput aanwezig.

Mogelijk was de Adelbertusakker al van oudsher een heidense begraafplaats. Adelbert was een van de eerste missionarissen, dit betekent dat de bevolking van de streek waar hij stierf nog niet zo lang gekerstend was. Christelijke begraafplaatsen zullen er dan ook vrijwel zeker niet geweest zijn. De Adalbertusakker ligt ten westen van het middeleeuwse gehucht Hallem, dat waarschijnlijk lag waar nu Egmond-Binnen ligt. In het westen gaat de zon onder en deze windrichting wordt aan de dood verbonden. Men plaatste de plek waar de doden heen gingen in de volksverhalen uit deze streek steevast in het westen. Dit komt mogelijk voort uit oudere tradities, volgens welke men de doden in het westen begroef. Dit versterkt de aanname dat de plek waar men Adelbert begroef een heidense begraafplaats was.

Dat in de legendes rond Willibrord en andere predikers waterbronnen een belangrijke rol speelden, is ook niet verwonderlijk. De Angelsaksische predikers hadden van de paus de instructie meegekregen het geloof vooral te prediken in het hart van het heidendom, dat wil zeggen in de nabijheid van de heidense heilige plaatsen. In de veelgodenwereld van de Friezen speelde de natuur een grote rol en hadden cultusplaatsen in heilige bossen. Heiloo (‘heilig woud’) is vrijwel zeker al in de voor-christelijke tijd zo’n plaats geweest.

Net als vorig jaar, naar goed gebruik, versieren wij de put en putten wij onder eerbiedig zwijgen water uit de put, Heilawâc genaamd. In stilte heilzaam water putten uit het diepste der aarde is een oeroud Germaans gebruik.

Runxputte in Heiloo

Onze laatste stop vandaag is De Roriksput/Runxputte in Heiloo. De heilige bron is genaamd naar de Vikinghoofdman, Graaf Rorik die in het midden van de 9de eeuw door de Frankische koning Lodewijk de Vrome met een deel van zijn rijk beleend, vermoedelijk om andere Noormannen buiten de deur te houden.

Deze plek in Heiloo heet Oesdom en met oudere vormen Oesdum, Osdam en Oosdom denkt de heidense bezoeker van deze plek al gauw aan Odin en de Asen. Legenden over paarden bij de put en de winden die beheerst worden duiden ook op een Odincultus. Mogelijk kan ook gedacht worden aan aasdom met betekenis ‘rechtsgebied van een asega of rechter’ in de Oudfriese tijd. Het één sluit het ander niet uit daar recht en godsdienst niet gescheiden waren in de heidense tijd.

Avondeten bij Johanna’s Hof in Castricum

De maag begint te knorren en in Castricum bij Johanna’s Hof schuiven we met een groep van 20 personen aan tafel.

Ik geniet van het samenzijn met deze groep mensen en het ieder jaar herhalen van handelingen en zinnebeelden, terug naar de basis voor meer diepgang. Folklore verandert met de mensen mee, het moet kloppen met de natuur, de tijd, het land en de cyclus. Mythe is tijd voor de tijd, voor de schepping. Eeuwige paralel aan onze kan ontstaan door mythische handelingen herhalen stappen we in mythische tijd in. Door rituele herhaling houden goddelijke cosmos sn stand. Ik bezin me op mijn eigen rol in het geheel, kosmische religie en natuurlijke wetten, dit geeft mij vertrouwen en betekenis.

Een fijn voorjaar!

Bronnen: Swesaz, Judith Schuyf, Canon van Nederland